Speurend naar boeken, schuimde ik als kind langs het grove afval dat buurtbewoners aan de stoep hadden gezet. Zo vond ik op een dag een dikke, vergeelde uitgave van ‘De scheepsjongens van de Bontekoe”. Enthousiast droeg ik mijn vondst naar huis, waar ik direct aan het eerste hoofdstuk begon. Tot mijn verrassing bevatte het boek een tweede oogst. De vorige eigenaar had het loodzware boek als herbarium gebruikt. Van de bladeren die hij erin gedroogd had, waren alleen nog nerven over. Broze geraamtes waaraan zwak een herfstgeur kleefde.
De vruchtbare herfst als overgang van een warme zomer naar een doodse winter, kan tot peinzen stemmen. Dan oogsten we naast vruchten ook gedachten. Peinzend over het verschil tussen een glanzende eikel en een gedroogd eikenblad, vergeleek ik vorm, structuur en potentie. Is een blad eenmaal van zijn tak gewaaid, dan verliest het zijn fraaie herfstkleuren al snel. Regen verteert het, droogte verdort het. Wat resteert, is zo kwetsbaar dat je het makkelijk verpulvert en als dode stof kunt wegblazen. Een eikel daarentegen zal wel zijn glans verliezen, vervalen en rimpels krijgen, maar behoudt zijn vitale kracht. Als dieren hem in het bos laten liggen, zal hij in het voorjaar ontkiemen. Zo mijmerend, realiseerde ik me dat de eikel potentie heeft en het eikenblad niet. De eikel is kiemkrachtig en kan zich in de juiste omstandigheden tot eik ontwikkelen. Het blad daarentegen gaat los van de boom onherroepelijk dood.
Wat de eikel potentie geeft, noemen filosofen[1] het idee van de eik. Dat idee omvat de hele ontwikkelingsboog, van eikel tot eik, tot eikel en zo maar door. Ideeën bestaan onafhankelijk van ons. Iedereen kan het idee eik vroeg of laat vatten. Dat maakt een idee tot de objectieve tegenpool van onze subjectieve waarnemingen. Dankzij ideeën kunnen we onze waarnemingen ordenen tot voorstellingen en begrijpen we wat we zien.

Wij volwassenen leerden in onze jeugd al wat een eik is. Als we het over eiken hebben, kunnen we elkaar vrij makkelijk begrijpen. Tegelijkertijd is er ook een maar, want de kwaliteit van onze voorstellingen is afhankelijk van onze waarnemingen. Wonen we in de stad, dan is de kans groot dat onze voorstelling van een eik zo star en onvruchtbaar is als het geraamte van een verdroogd eikenblad. Wonen we in een dorp waar we de ontwikkeling van eiken seizoen na seizoen hebben waargenomen, dan zal onze voorstelling veel rijker zijn. Met wat fantasie kunnen we een eikel in gedachten zien kiemen en groeien. Dan pas hebben we een levendige voorstelling van de eik. Door zo met voorstellingen van planten te spelen, kun je een levendig denken ontwikkelen, waarin oerfenomenen als groei en ontwikkeling hun plek krijgen. Goethe was hier een kei in.
Heb je een oog ontwikkeld voor de ideeën en motieven die in jouzelf, in anderen of in organisaties leven, dan kan dit levendige denken toekomstbeelden tevoorschijn toveren. Zulke imaginaties kunnen je enthousiasme wekken, zodat je je comfortzone verlaat en nieuwe initiatieven ontplooit.
[1] Filosofen die over ideeën (of begrippen) schreven, zijn Plato (427 – 347 BC.), Immanuel Kant (1724 – 1804) en Rudolf Steiner (1861 – 1925).
[…] weten: Wil je meer weten over het ontwikkelen van levendige gedachten, klik dan de link […]
LikeLike