Millennia lang drukten bouwmeesters in kerken en tempels de relaties uit tussen lichaam, ziel en geest. Die overeenkomst tussen mens en bouwwerk ging me in de loop van mijn studie Bouwkunde steeds meer boeien. Onderzoek naar de metamorfoses van planten, leven met de kringloop van het jaar en studie van antroposofie verdiepten die kennis. Het gaf me een nieuwe kijk op het Eerste Goetheanum.
Laat ik de relatie tussen mens en gebouw eerst aan de hand van een sprookje en wat bakerpraatjes illustreren. In Hans en Grietje representeert Hans de geest, Grietje de ziel en het broodhuisje in het bos hun lichaam. Het huisje heeft een dak van koek en ruiten van suikergoed. Een stukje van het dak brekend, schept Hans ruimte voor de geest, terwijl Grietje al snoepend vensters opent voor de ziel. Het huisje staat al op aarde, terwijl ziel en geest het van buitenaf benaderen. Dit wijst op een dubbele oorsprong die ook in bakerpraatjes doorklinkt. ‘Kinderen groeien in de boerenkool’ en ‘worden door de ooievaar gebracht’. De compacte, aardse boerenkool representeert onze lijfelijkheid en vitaliteit. Aan onze beweeglijke ziel en geest, danken we ons (zelf)bewustzijn. Wat boerenkool en ooievaar ons brengen, kun je als twee polaire krachten beschouwen. Lukt het ons om ze bewust met elkaar te verbinden, dan metamorfoseren ze. Dit proces werd lang geleden alleen in mysteriën voltrokken. In het eerste Goetheanum zijn die gemetamorfoseerde krachten te herkennen. Dat maakt dit gebouw tot een mysterieplaats, die het beoogde resultaat van een inwijdingsweg zichtbaar maakt.
Polariteiten verbinden
Van de vroegere mysteriën is maar weinig bekend, want alle betrokkenen hadden een zwijgplicht. Alleen inlevingsvermogen en fantasie kunnen ons helpen om uit overgebleven afbeeldingen en benamingen de weg af te leiden, die leerlingen er konden afleggen. Een dankbaar onderzoeksobject zijn de Mithrasmysteriën. Er zijn tal van fresco’s en reliëfs van deze cultus gevonden en de namen van de zeven inwijdingsgraden zijn bekend. Bekijken we wat afbeeldingen, dan zien we links en rechts van Mithras vaak twee fakkeldragers afgebeeld. Als triniteit beelden ze de kringloop van het jaar uit. Cautopates richt zijn fakkel naar de grond en representeert de verstarrende kracht van herfst en winter, terwijl Cautes de bloemen en vruchten van lente en zomer vertegenwoordigt. Daarom richt Cautes zijn fakkel omhoog. De twee fakkeldragers beelden de aardse en hemelse krachten uit die ik al introduceerde. In de natuur wisselen donkere en lichte tijden elkaar periodiek af en worden ze door overgangszones met elkaar verbonden. Het is aannemelijk dat Mithras beide krachten verbindt, want zijn naam betekent verbond. Als zonneheld symboliseert hij het ochtendgloren. Het licht dat de eerdere duisternis doorbreekt.
De doorgaande cycli die in de natuur zo moeiteloos tot stand komen, zijn in het culturele leven niet vanzelfsprekend. Na een periode van bloei treedt onherroepelijk verval in. Mysterieplaatsen zijn zo belangrijk, omdat ze de bron van cultuurvernieuwing vormen. Ingewijden kunnen vertrouwde gewoontepatronen doorbreken en daardoor nieuwe ontwikkelingen initiëren. De eerste vier inwijdingsgraden van de Mithrasmysteriën werpen een verrassend licht op de stapsgewijze metamorfose die inwijdelingen moesten doormaken om dit te kunnen. Eerst in hun eigen leven en in de daarop volgende inwijdingsgraden in steeds ruimere gemeenschappen.
De Mithrasmysteriën zijn relatief jong en werden rond 200 BC populair onder Romeinse soldaten. Deze in strijd en ontbering geharde mannen leerden er hun ervaringen te doordenken. Lukte dit, dan bereikten ze de eerste inwijdingsgraad en noemde men hen Raaf. Zoals soldaten maar al te goed weten, voeden deze vogels zich met lijken. In de context van die tijd, kun je uit de naam Raaf concluderen dat de inwijdingsweg startte met het uitdelgen van de laatste resten van het eerdere, helderziende bewustzijn. De Raaf kon nadenken. Hierdoor kon hij bewust nieuwe keuzes maken en zich voornemen om zijn gedrag aan te passen. Net als nu, kon dit lastig en pijnlijk zijn. Tijdens de volgende stap leerde de inwijdeling om net als een kunstenaar zijn inlevingsvermogen en fantasie te gebruiken om toekomstige situaties voor zich te zien. Lukte het hem om bruikbare toekomstbeelden te vormen, dan had hij de volgende inwijdingsgraad bereikt en noemde men hem een Verborgene.
Deze eerste twee stappen op de inwijdingsweg, hoorden in de Mithrasmysteriën bij de aardse Cautopates. Als hij is afgebeeld, staat hij links van Mithras, onder de zon. Dit zonlicht wijst op een impuls die volgens Rudolf Steiner lang geleden van aartsengel Michaël uitging. De ontwikkeling van het denken was een belangrijke voorbereiding op de allereerste Kerst. Ook nu nog bereiden wij de Kersttijd voor door eerst wat licht in huis te brengen. Pas na de vierde Advent steken we met Kerst de twaalf lichtjes in de kerstboom aan.

figuur 1 Reliëf van de zonneheld Mithras
Offerkracht is het centrale thema in de Mithrasmysteriën. De zonneheld was een stierendoder. Met zijn blik op de zon gericht, doodde Mithras het meest vitale, aardse teken van de dierenriem. Wilde de leerling diens voorbeeld volgen, dan ging hij een offerweg. Om de derde inwijdingsgraad te behalen, moest hij zijn met moeite verworven denkvermogen offeren. Alles wat uit het verleden stamde, raakte hij nu kwijt. Alleen liefde voor een onbekende toekomst waarin hij geloofde en waarop hij al zijn hoop gericht hield, leidde hem hier. Durfde hij die stap in het ongewisse te zetten, dan ervoer hij net als Cautopates de zon boven zijn hoofd. Een goede volgeling van Mithras handelde echter niet als zonnekoning, maar als vrijheidsstrijder. Althans, dat kunnen we zowel uit zijn Frygische muts als uit zijn nieuwe naam afleiden. Als hij de derde inwijdingsgraad bereikte, noemde men hem een Strijder. Lukte het hem vervolgens om anderen door woord en daad te inspireren, dan heette hij een Leeuw.
Strijders en Leeuwen hebben impact op hun gemeenschap. Aan hen en aan ingewijden van hogere graden danken wij de doorgaande ontwikkeling van kleinere en grotere gemeenschappen. Op het reliëf zien we dat de staart van de stier in korenaren uitloopt. Nu de ingewijde zijn denkvermogen had uitgezaaid, kon dit ontkiemen en tot een rijke oogst leiden. Die vruchtbaarheid past bij Cautes. Als hij wordt afgebeeld, staat hij rechts onder de maan, van oudsher de planeet van de fertiliteit.
Jachien en Boaz
De grootste cultuurleiders en hun bouwmeesters weten welke stappen er in hun tijd gezet moeten worden om de doorgaande ontwikkeling van onze Aarde te bevorderen. Zo’n duizend jaar voor Christus was bouwmeester Hiram van Tyrus zo’n ingewijde. Hij kende de beschreven polariteiten goed en liet ze als zuilen aan weerszijden van de toegangsdeur van de tempel plaatsen die hij op verzoek van koning Salomo bouwde.
De voor de doorgaande ontwikkeling benodigde offers en hun uitwerking beeldde Hiram uit in het bronswerk voor de tempel. Wetend dat de komst van de Messias in de erfelijkheidsstroom van het Israëlitische volk werd voorbereid, plaatste Hiram een enorm bronzen wasbekken op de voorhof. In dit bekken reinigden de priesters zich, voor ze de tempel betraden. Het bekken werd door twaalf stieren gedragen. Elke stier vertegenwoordigde de kracht en offerbereidheid van een van de twaalf Israëlitische stammen. Met wat fantasie zie je in het ronde, spiegelende wateroppervlak de maan, waarmee de Christuszon zich zal verbinden. De aartsengel Michael was indertijd de volksengel van het Hebreeuwse volk en stimuleerde juist bij dit volk de ontwikkeling van het denken. Het Oude Testament illustreert wat de komst van de Messias voor dit volk betekende. Het was één lange reinigingsweg die offers vroeg van de aards gerichte Stier.
Een verdere aanwijzing gaf Hiram in de namen die hij aan de zuilen gaf. Als de tempel ons lichaam is, vormt de deur haar mond. Beide zuilen flankeerden onze mond. Jachien betekent hij bereidt voor. Wat onze mond ingaat, voedt ons lichaam. Daarom was rein, koosjer voedsel zo belangrijk voor het Hebreeuwse volk. Boaz betekent in hem is kracht en vertegenwoordigt alles wat onze mond verlaat. Dat onze spraak vruchtbaar kan zijn, drukte bouwmeester Hiram uit door middel van vierhonderd koperen granaatappels rond de tempeldeur. De pitrijke granaatappel symboliseert wedergeboorte en vruchtbaarheid.
Het eerste Goetheanum
Rudolf Steiner was een grote en invloedrijke ingewijde uit de vorige eeuw. Tijdens het jaarlijkse congres van de Theosofische Vereniging in 1907 plaatste hij Jachien en Boaz aan weerszijden van het podium. De meestal gesloten deur uit Hirams tijd is dan al in een podium veranderd. Bij elke zuil gaf Steiner twee spreuken. De vier spreuken vormen evenveel stappen op een inwijdingsweg die verwant is met die uit de Mithrasmysteriën. Bewandel je haar, dan merk je welke offers de weg vraagt.
Figuur 2: de vier zuilenspreuken
Door de zuilen een kleur te geven, benadrukte Steiner hun relatie met onze ademhaling en de samenstelling van ons bloed. De roodgekleurde Jachien hangt samen met onze inademing en het zuurstofrijke bloed, terwijl de blauwrode Boaz met het koolstofrijke bloed en de uitademing verbonden is. Ook vertelde Steiner over hun relatie met de bomen uit het paradijsverhaal. Jachien vertegenwoordigt de boom van de kennis van goed en kwaad, terwijl Boaz de gevolgen van de zondeval draagt. Hierdoor veranderde de oorspronkelijke levensboom in een boom des doods.
Sinds de zondeval ademen we het giftige koolstof uit. Pas als we onze ademhaling omvormen, verandert Boaz weer in een levensboom. Het offer van ons denkvermogen speelt daarbij een sleutelrol. Als we ons op de Christuszon richten voor we dit offeren, verandert onze ademhaling.
Over het veranderen van onze ademhaling sprak Steiner uitgebreid in 1919. In de voordrachten die hij toen over Michaël hield, lees je dat onze ziel sinds Golgotha niet meer met lucht, maar met licht verbonden is. Op het bord tekende Steiner die ademhaling in de vorm van een lemniscaat. Ondertussen vertelde hij zijn toehoorders dat we in het snijpunt van de kruisende lijnen vat krijgen op de wil die uit onze zielediepten omhoog stijgt, terwijl de wereldgedachten van de Geest van buitenaf naar ons toekomen. Twee tegengesteld gerichte krachten naderen elkaar.
De lemniscaat is een bijzondere wiskundige figuur. Loop je haar met uitgestrekte arm, dan merk je dat die arm zich afwisselend naar binnen en buiten richt. Het snijpunt van kruisende lijnen vormt als het ware een deur. Als we nadenken, zijn we in onze tempel. Zo gauw we toekomstbeelden voor ons gaan zien, naderen we de deur. Onze eerste echte imaginatie is de kleine wachter. Steiner noemt hem wel de spiegel van onze ziel. Achter hem bevindt zich een offerplaats. Blijf je in die vuurzee van je wil overeind, dan staal je je ik en stroomt de toekomst je tegemoet. Inspiratie, een anders gerichte ademhaling komt nu op gang. Dit is het ademen van licht. Het resultaat daarvan beeldde Steiner in het eerste Goetheanum uit.

Figuur 3: De metamorfose van Jachien en Boaz
Het effect van dit ademen van licht op Jachien zien we in de kleine koepel. De twaalf stieren uit Hirams tijd zijn nu in hemellichten gemetamorfoseerd. Onder de koepel staan twaalf zuilen die elk een teken van de dierenriem representeren. Het getal twaalf omvat sinds Christus komst de hele mensheid. Het is een uitnodiging om er als graalridder naar te streven om in de spiegel van onze ziel de hele mensheid mee te dragen. Als een kerstboom in ons gaat Jachien dan een krans van twaalf sterrenbeelden dragen.
Onder de grote koepel staan aan weerszijden zeven zuilen opgesteld die de doorgaande ontwikkeling van onze planeet uitbeelden. Vanuit Saturnale warmte verdichtte onze planeet zich ooit via Zon en Maan tot Mars. In de Marsfase van onze planeet bracht Christus een ommekeer teweeg voor mens en Aarde. Met Hem kunnen we veilig door het oog van de naald gaan. Dankzij hem is een herschepping mogelijk, waaraan wij mensen mogen meewerken. Onze in vrijheid geschonken liefde is de bouwstof voor de nieuwe Aarde. Stroomt er bij de uitademing liefde uit onze mond, dan laat Boaz ons imaginatief de doorgaande ontwikkeling van onze planeet zien.
Het eerste Goetheanum is niet voorgoed verdwenen. Overal ter wereld kunnen wij er denkend, sprekend en handelend aan bouwen. Dat werkt door in alle gemeenschappen waartoe wij behoren.
Annemarie Sijens, gepubliceerd in maandblad Motief, juni 2019